Steeds weer zoekt Elle (22) de gezelligheid van een studentenhuis, maar elke keer wordt ze teleurgesteld. Of afgewezen. Eigenlijk begon dat benauwende ‘kliekjesgedoe’ al op de middelbare school. Met vrienden praat ze er liever niet over.
De middelbare school was voor Elle niet altijd even makkelijk. ‘Om erbij te horen moest je je altijd aansluiten bij een sportvereniging of club. Maar ik voelde me nooit op mijn plek bij andere mensen en ik wist niet hoe ik erbij kon horen. Ik had toen periodes dat ik heel erg moest huilen.’
Na haar eindexamen ging Elle reizen. Eerst drie maanden naar Spanje en toen nog drie maanden naar Argentinië en Australië. ‘Dat was allemaal heel leuk. Niemand verwacht dan iets van je. Daarna ging ik sociale wetenschappen studeren.’
Corporaal huis
‘Net als iedereen om mij heen ging ik bij een studentenvereniging, al wist ik niet waar ik aan begon. Ik kwam in een corporaal huis terecht waar ze heel veel waarde hechten aan allerlei regels. Al na een paar maanden ging het helemaal mis. Zo wilde ik de deur van mijn kamer af en toe dicht hebben, maar dat mocht niet van mijn huisgenoten. Ik moest hem altijd op een kier laten staan zodat zij zich vrij voelden om naar binnen te lopen. Ook moest ik enthousiaster zijn over alle gemeenschappelijke dingen. Dat is niet fijn om te horen.’
Elle denkt dat het haar huisgenoten niet zinde dat ze zichzelf bleef en zich niet wilde laten beïnvloeden. ‘Andere meiden konden ze van alles aanpraten: waar ze hun kleding moesten kopen, naar welk café ze moesten gaan en zelfs hoe ze moesten gaan zitten, echt alles. Maar mij kregen ze niet zover. Dat was geen prettig begin van mijn studie, want als tien meiden tegen je zeggen dat je niet leuk bent is dat een deuk in je zelfvertrouwen. Je wordt toch verstoten uit de groep, de kudde waarin je meeloopt.’
Uit eigen beweging is Elle er weggegaan.
Gezichtsverlies
‘Ik ben wel een doorzetter en ik dacht: ik laat me niet afschepen door van die stomme trutten. Dus ging ik voor de tweede keer in een studentenhuis wonen. Ook omdat ik het contact wel nodig had. Ik had op dat moment weinig echte vrienden en ik vond het belangrijk om ’s avonds, na een dag studeren, een gezellig plekje te hebben waar ik even mijn ei kwijt kon. Je kunt wel iemand opbellen maar ik vond het juist fijn om niet alleen thuis te komen.’
Haar volgende studentenhuis, met weer alleen meiden, was iets losser. Maar die tweede ervaring liep ook op een teleurstelling uit. ‘Ik werd ziek en mijn huisgenoten hebben toen heel bot gezegd dat ik daar niet kon blijven wonen als ik ziek was. Na vier maanden stond ik dus weer op straat, weer afgewezen door allemaal meiden. Je lijdt wel gezichtverlies als je weer een studentenhuis wordt uitgezet. Als je door de stad loopt denk je constant dat iedereen dat weet. Dat vond ik een benauwend gevoel.’
Klein kindje
Met studeren ging het ondertussen steeds minder goed. ‘Door de toenemende druk at ik niet goed meer. Ik nam wel brood mee naar school maar dat was nooit voldoende voor een hele dag. Daarbij kwam dat ik bijna elke twee weken een blaasontsteking had, maar ik wilde daar niet aan toegeven. Ik ben niet iemand die zich erg aanstelt.
Uiteindelijk stortte ik helemaal in. Tijdens een studieuitje naar Berlijn ben ik twee dagen door een vriend op sleeptouw genomen omdat ik helemaal niets meer kon. Ik nam vroegtijdig weer de trein naar huis want ik kon alleen maar huilen.’
Om bij te komen ging Elle een halfjaar bij haar ouders wonen. ‘Ik deed toen helemaal niks. Ik was net een klein kindje, ik sliep met de deur open en mijn moeder kwam me elke avond instoppen. Ik had hysterische huilbuien. Bij het minste of geringste negatieve dat iemand zei voelde ik me al aangesproken. Ik was ook heel erg angstig voor de kleinste dingen. Elke keer als ik een trap opliep, of als ik bij iemand achterop de fiets zat, was ik bang dat ik eraf zou vallen. Uiteindelijk kreeg ik de diagnose burn-out.’
Kliekjesgebeuren
Elle denkt dat veel van de problemen te herleiden zijn tot haar middelbare schooltijd. ‘Toen ik ging studeren kwam ik eigenlijk direct weer in dezelfde wereld terecht, dat kliekjesgebeuren van meisjesgroepen. In mijn studententijd ging dat allemaal weer opspelen.’
Met vrienden heeft ze het hier nooit over. ‘Bij vreemden wel, dan kan je gewoon je verhaal doen, maar bij vrienden moet je laten zien wat je echt voelt. Ik zal nooit bij een vriendinnetje in huilen uitbarsten. Ik ben een binnenvetter.’
Onlangs is Elle begonnen met haar stage en probeert ze niet te veel terug te denken aan wat er allemaal is geweest. Toch gaat het ook nu weer niet goed. ‘Ik ben weer heel vermoeid en heb nergens zin in. Mijn woonsituatie is ook nog niet ideaal. Ik woon met vier mensen in een studentenhuis en heb een grote kamer die vrij rustig is. Dat is dus prima. Het enige is dat er een meisje woont waarmee de communicatie niet helemaal lekker gaat. Dat vind ik lastig.’
Maar nog steeds wil Elle niet alleen wonen. ‘Ik zou me dan prima vermaken, maar toch ben ik bang dat mensen me veroordelen omdat ik liever alleen woon en geen sociaal dier ben. Veel mensen om me heen zijn dat wel.’